© 1989 - 2024
Jan Willem de Goeje werd geboren in Leiden op 4 januari 1871. Hij was de zoon van professor doctor Michael Jan de Goeje, hoogleraar in Leiden en van Wilhelmina Henriette Leembruggen. Hij bezocht het gymnasium in Leiden en studeerde daar later geneeskunde. In Leiden maakte hij als altviolist deel uit van het studentenorkest Sempre Crescendo.
Als student was hij van oktober 1891 tot oktober 1892 secretaris van de Nederlandse Voetbalbond (NVB, later KNVB) Van oktober 1894 tot juni 1904 was hij vicevoorzitter van de NVB. Hij vertaalde de voetbalspelregels uit het Engels. Later werd hij benoemd tot erelid wegens zijn verdiensten voor de voetbalbond. Hij was reserveofficier bij de landmacht. Per Koninklijk besluit werd hem in 1902 eervol ontslag uit de dienst verleend als tweede luitenant.
Hij trouwde te Sliedrecht op 18 december 1902 met Grietje Visser, dochter van Klaas Visser en Martina Margaretha Prins. Ten tijde van zijn huwelijk was hij huisarts in Ermelo. Hij was Remonstrants en zijn vrouw Nederlands Hervormd. Na in verscheidene plaatsen gewerkt te hebben als huisarts kwam hij op 7 juli 1909 vanuit Leeuwarden op Wieringen wonen als opvolger van dokter Koops, die op 15 juli naar Amsterdam zou vertrekken. Zijn vrouw en kinderen volgden op 4 augustus 1909. Kort voordat hij naar Wieringen kwam is zijn vader Michael Jan de Goeje op 17 mei 1909 in Leiden overleden. Dokter De Goeje had daarom zijn praktijk in Leeuwarden toen tijdelijk overgedragen.
Goeje was de enige huisarts op het eiland. Hij woonde in Wijk C nummer 146. Zoals we in dit artikel zullen zien had hij heel veel taken. Er werd erg veel van hem verwacht. Per 1 januari 1910 werd hij benoemd tot gemeentegeneesheer van Wieringen, voor een bedrag van ƒ300, - per jaar. Vele jaren later, ter gelegenheid van het afscheid van zijn praktijk in Zaandam op 1 juli 1941, schreef het dagblad Het Volk op 14 mei 1941 over de periode dat hij op Wieringen werkte het volgende:
“Hij vertrok in juni 1909 naar Wieringen, waar hij het leven van de toen nog eilandse bevolking door en door leerde kennen. Hij was de enige dokter op het eiland en had daar een verre van gemakkelijke praktijk. Doordat een goede en snelle verbinding ontbrak, verkeerde dokter De Goeje meermalen in de noodzakelijkheid zelf operatief in te grijpen. Door zijn vriendelijke en gemoedelijke omgang verwierf dokter De Goeje zich bij de eenvoudige bevolking van Wieringen het volle vertrouwen en de algemene sympathie.
Dokter De Goeje was op het eiland o.a. voorzitter van de Nederlandse Protestantenbond, in welke functie hij zeer werd gewaardeerd. In die hoedanigheid heeft dokter De Goeje zelfs eenmaal met Kerstmis een kerkdienst geleid, toen de dominé door ziekte niet in staat was zelf als voorganger op te treden.”
Jan Willem de Goeje en Grietje Visser hadden drie kinderen:
1. Wilhelmina Maria Margareta Agatha, geboren op 4 februari 1904 te Ermelo
2. Marianne, geboren op 7 september 1906 te Krommenie
3. Michael Jan, geboren op 7 december 1907 te Krommenie
Het Witte Kruis
In 1900 werd afdeling Wieringen van de Noord-Hollandsche vereniging Het Witte Kruis opgericht. Op 25 september 1909 werd hij voorzitter van die vereniging, als opvolger van dokter Koops die op 15 juli naar Amsterdam was vertrokken. Een van de eerste besluiten toen was dat men zou proberen een wijkverpleegster aan te stellen. Dokter De Goeje beschreef de taken van een dergelijke verpleegster, die vooral zouden bestaan uit het verrichten van diensten voor de geneesheer en niet zoals sommigen zouden denken het verplegen van patiënten. Dat behoort tot de taken van de gezinsverpleging. Gezien de hoge kosten die gemoeid zijn met het aanstellen van een gediplomeerd verpleegster, zou die functie mogelijk te combineren zijn met die van verloskundige. Het Witte kruis had een eigen gebouw in Hippolytushoef en een depot in Oosterland. In 1917 werd er een offerte gevraagd voor de aanbouw van een washok. De vergaderingen van Het Witte Kruis waren openbaar. Dokter De Goeje leidde meestal die bijeenkomsten. Er waren lezingen met lichtbeelden over infectieziekten bijvoorbeeld. De vereniging is in 1916 lid geworden van de vereniging tegen kwakzalverij.
In 1912 werd Jacoba P. M Grüschke, huisbezoekster van de vereniging tot bestrijding der tuberculose te Utrecht, benoemd tot wijkverpleegster. Een heel treurige gebeurtenis voor hem persoonlijk was het overlijden van zijn nog jonge vrouw Grietje Visser op 1 juli 1912, 32 jaar oud, hem achterlatend met drie nog jonge kinderen. In overlijdensadvertenties wordt zuster Grüschke heel vaak bedankt voor de goede zorgen, al of niet samen met dokter De Goeje. Lang heeft zij niet als wijkverpleegster op Wieringen gewerkt, getuige het volgende bericht van 23 december 1913 in de Schager Courant:
“WIERINGEN. Wegens bedanken van mej. J.P.M. Grüschke (aan wien eervol ontslag is verleend) als pleegzuster onzer afdeeling van “het Witte Kruis” is door het bestuur alhier benoemd tot pleegzuster mej. Eisinga te Middelburg, die hare benoeming heeft aangenomen.” In 1915 stond er een dergelijke dankbetuiging in de krant met een andere naam. Zuster Grüschke was toen mevrouw De Goeje-Grüschke geworden.:
Inzamelingsactie in 1911
Naar aanleiding van het verdrinken van twee vissers, onder wie Klaas Lont (34 jaar), op 7 juni 1911 tijdens de ansjovisvangst bij Enkhuizen werd er voor zijn weduwe Maartje Rotgans, die achterbleef met vier jonge kinderen, een inzameling gehouden, omdat ze volledig zonder inkomsten was. Die actie ging verder dan Wieringen, want in Het Volk van 24 juni 1911 stond onder meer het volgende:
“HULPKREET UIT WIERINGEN Wie helpt ons?
Begaan met het lot van dit zwaarbeproefde gezin doen wij een beroep op de algemene offervaardigheid. Reeds wordt er onder de Wieringers ijverig gelden verzameld, maar hoe groot ook de mildheid is, daarmee kan het gezin niet blijvend geholpen worden”. De “Hulpkreet” was ondertekend door A. Peereboom, burgemeester, A. Zomerdijk, voorzitter Visschersfonds, H.A.J. van der Speck Obreen, notaris, Dr. J.W. de Goeje, geneesheer, H. Bax, Hervormd predikant, J.M. Leendertz, doopsgezind predikant, J.J.A.M. Krook, pastoor, J. Dijkstra, godsdienstonderwijzer en W.J. Bruul, secretaris. “Giften te zenden aan den laatsten ondergetekende W.J. Bruul, Wieringen.”
Staking van de wiermaaiers
In 1913 staakten de wiermaaiers op Wieringen. De wierwaarden waren staatsdomein, maar werden sinds 1895 gepacht door de gemeente Wieringen. Toen het tijd werd om het wier te maaien brak er een staking uit onder de wiermaaiers. De maaiers eisten een verhoging van ƒ1, - per baal. Ze werkten tegen een vergoeding van ƒ 4, - tot ƒ 4,50 per baal. Daarvoor moesten zij het wier maaien, aan boord halen, ‘versen’ (in binnenwater), daarna weer drogen en naar de perserijen vervoeren. In plaats van één gulden verhoging werd slechts ƒ 0,25 geboden. Toen het gemeentebestuur zag dat geen enkele maaier naar zee ging, is de gevraagde één gulden verhoging toegestaan. Maar ongeveer de helft van de maaiers had al ander werk gezocht, zodat dat jaar lang niet al het wier werd geoogst. Dokter De Goeje was bemiddelaar. Samen met dominee Leendertz en opzichter Nieuwland vormde hij een commissie van onderzoek en voorlichting. Er valt nog wel meer te vertellen over deze staking, maar dat valt buiten het kader van het onderwerp van dit artikel.
Dokter De Goeje is op 4 maart 1914 op Wieringen hertrouwd met de 33-jarige nu voormalige wijkverpleegster Johanna Maria Pieternella Grüschke, geboren op 10 februari 1881 te Hellevoetsluis, dochter van Johan Gottlieb Grüschke en Jacoba Maria den Hartog.
Johanna Maria Jacoba Pieternella en Jan Willem kregen drie kinderen:
1. Maria Anna Jacoba Pieternella, geboren op 29 mei1916 te Wieringen
2. Claudia Henrica, geboren in 1917
3. Hans, geboren in 1922
Gekozen in de gemeenteraad van Wieringen
Dokter De Goeje maakte op Wieringen sinds 1 augustus 1915 deel uit van de gemeenteraad. Hij had 104 stemmen gekregen evenals een andere kandidaat. Na een tweede stemming werd hij alsnog gekozen. Wegens zijn benoeming tot raadslid van Wieringen nam hij met ingang van 1 augustus 1915 ontslag al gemeentegeneesheer.
Slachtoffers Watersnood 1916
In 1916 was er een grote watersnood in Nederland, vooral rondom de Zuiderzee. Veel dijken braken door, ook in Noord-Holland, onder andere de Anna Paulownapolder liep vol water. Inwoners van die polder vluchtten ook naar Wieringen. Een gedeelte uit een krantenbericht van 25 januari 1916:
“In de eerste plaats zal een deel van de opbrengst der collecte worden besteed om de personen die op Wieringen een wijkplaats hebben gezocht, dien steun te verleenen, welke dringend nodig is. De bestemming van het restant zal nader worden geregeld. Voorts werd een centrale commissie gevormd bestaande uit de heeren J.W. de Goeje, N.J. Poel en S. de Vries, welke met den burgemeester de noodige regeling zal treffen tot steun van de hier vertoevende vluchtelingen. Aanvragen om steun kunnen ter gemeente-secretarie worden gedaan, elken werkdag van 9-12 en 2-4.”
Een voorbeeld van een advertentie van een dankbare (oud) vluchteling:
Armenzorg
Door de kerkenraad van de Hervormde Gemeente te Hippolytushoef werd besloten per 1 januari 1916 geen vergoeding meer te geven aan dokter De Goeje voor geneeskundige hulp aan de armen. Hierover ontving hij een brief van ds. Witkop. Het was niet overlegd met de gemeente en de kerkenraad bleek ook onkundig te zijn van deze maatregel. Er werd gesproken over een geschil tussen de kerkenraad en het gemeentebestuur en een geschil tussen de kerkenraad en dokter De Goeje. Alles werd in der minne geschikt. Dokter De Goeje protesteerde hier tegen. In een brief aan de gemeenteraad en aan het classicaal bestuur. Het bericht haalde ook de nationale kranten. De NRC en De Telegraaf schreven er over. Al snel werd hij opnieuw aangesteld, al begin januari 1916, als geneesheer van de Nederlands Hervormde Diaconie van Hippolytushoef en Westerland. De geneeskundige behandeling van de armen werd dus weer aan hem opgedragen. De kerkenraad heeft toen ook alsnog de rekeningen van 1913, 1914 en 1915 aan hem betaald.
In de boomgaard bij de dokter
Zondag 2 juli 1916 werd er om half drie in de boomgaard van dokter De Goeje een ‘hagepreek’ gehouden. Het was die dag mooi weer en veel mensen gingen naar de boomgaard omdat ze nieuwsgierig waren wat een hagepreek eigenlijk was. Het werd dan ook al snel heel druk. Op het terrein. Een massa mensen stond te wachten op de dingen die komen zouden. Er waren drie sprekers, dominee Kars uit Winkel, dominee Haars uit Nieuwe Niedorp en dominee De Leeuw uit Oudkarspel. In de pauze trad een zangkoor op onder leiding van P. Bruul. Door het publiek werden ‘een paar gemeenschappelijke gezangen gezongen.’ Na afloop was het druk in de straten van Hippolytushoef, want De Harmonie zou optreden in de muziektent. Veel mensen bleven daarop wachten. Het concert begon om zeven uur. Tijdens de pauzes van de optredens van De Harmonie werden door een zangkoor enkele nummers gezongen. Het was zwart van de mensen om de tent, die erg genoten.
Oorlogstijd
In 1917 deden de gevolgen van de eerste wereldoorlog (1914-1918) zich steeds meer voelen op Wieringen. Er heerste alom schaarste. Het Witte Kruis, afdeling Wieringen, waarvan dokter De Goeje voorzitter was, organiseerde voordrachten met kookproeven onder het motto
“INDUSTRIE-KOLEN
Aangevraagd zijn voor juli voor het stoomgemaal, dorschmachines en bakkers 50 ton machinekolen, voor de smeden 7 en een half ton smeekolen, voor het stoom carrousel 6 en een half ton gas-cokes en voor andere industriëele doeleinden 40 ton magerfijnkolen. Niet minder dan 127 van de 209 veehouders hebben hun formulier òf niet òf te laat ingeleverd, waaruit de gevolgtrekking moet worden gemaakt, dat zij geen prijs stellen op kolen voor hun bedrijf.
Namens de Brandstoffen-commissie, de voorzitter J. W. de Goeje.”
Over de kolen nog het volgende: Dokter De Goeje berichtte in de Wieringer Courant in juli 1917 dat over de toegezegde smeekolen en industriekolen nog niets is te zeggen. Vissers die tanen moesten konden zich wenden tot D. Duijnker en aan het Oosteinde tot J. Hermans. Er werden hoofdzakelijk kolen en heel weinig turven verstrekt, omdat ten gevolge van de veenbranden zoveel mogelijk bewaard moet worden voor de bakkers. Zachte turven waren al weer aangevraagd.
Vertrek naar Zaandam in 1917
In Zaandam was een vacature voor een huisarts. De andere artsen moest bij toerbeurt waarnemen. Zij hebben toen, heel bijzonder, Jan Willem de Goeje gevraagd of hij naar Zaandam wilde komen om de vacature te vervullen. Dat heeft hij dus gedaan. Hij kende de Zaanstreek omdat hij eerder arts was geweest in Krommenie.
Jan Willem de Goeje is overleden op zaterdag 7 december 1946 te Wassenaar. Bericht in de Flevobode van 14 december 1946: “Dokter De Goeje overleden –Dokter J.W. de Goeje, van 1909 tot 1917 arts in deze gemeente is op 75-jarige leeftijd in Leeuwarden*) overleden. De overledene was Ridder in de Orde van Oranje Nassau en laatstelijk Hoofd van den Nederlandschen Dienst van het Staatstoezicht op het ziekenfondswezen.”
Door Bob Gorter
Bronnen: Schager Courant; Nieuwe Rotterdamse Courant; Het Vliegend Blaadje; Nederlands Tijdschrift voor de Geneeskunde; Flevobode; Centraal Bureau voor Genealogie; Het Volk; Zaans Volksblad; Wieringer Courant; Leeuwarder Courant; www.allefriezen.nl voor het bevolkingsregister van Leeuwarden.