© 1989 - 2024

Stroe

Als een ander, nog merkwaardiger, kerkgebouw vinden wij de zogenaamde ‘Heidense Kapel”in het dorpje Stroe vermeldt. ’t Wordt beschreven als geheel op een heuvel gelegen, van duifsteen gebouwd, met de zonderlinge afbeelding van een varken in halfverheven beeldhouwwerk boven den ingang.

Een zerk, waarop het beeld eens bisschop met kromstaf en mijter, een andere met een vreemden geslachtsboom, alles van hogen ouderdom, worden als zeer merkwaardig genoemd. Helaas, ook dit is niet juist meer. Het dorpje Stroe, een vrij lange reeks van afzonderlijk staande huizen, langs den rijweg geschaard, heeft nog een kerkje maar dit is de eenvoudig houten ‘vermaning’, waarin van tijd tot tijd de Doopsgezinden vergaderen. Ook kunnen wij den heuvel beklimmen en van daar nog als vanouds een land en zeegezicht geniet, dat den naam van ‘rijk’ niet onwaardig is. Zelfs staat er nog iets op den heuvel waar de doden slapen. Maar dat is het oude kerkje niet meer. ’t Is een kunsteloos lijkenhuisje.



De ‘Heidense kapel’ is voor een paar jaar gesloopt. Het varken verhuisde naar elders. De grafstenen liggen misschien nog in het lijkenhuisje, maar de man, die den sleutel er aan in zijn zak heeft, is niet thuis. Wij zijn te laat gekomen om deze merkwaardigheden van Wieringen nog te zien. Bepaald nodig schijnt de sloping niet te zijn geweest. Oud was het en vervallen, maar ’t stond tocht eigenlijk niemand in de weg en het trok nog wel eens vreemdelingen naar het eiland. Uit den “heidenschen” tijd zal ’t wel niet zijn geweest. Zo hier al een tempel mocht hebben gestaan, was ’t er zeker een van hout en gansch anders ingericht dan dit romaansche bedehuis. Maar dit kerkje, aan St. Willebrord gewijd en welks pastoor de bevestiging van den aartsdiaken der Utrechtsch Domkerk nodig had, kan een der beiden zijn, in het register der bezittingen van St Maarten op Wieringen genoemd. Of liever op de plaats daarvan gebouwd, want er schijnt vroeger een groter gebouw te hebben gestaan, naar de in 1776 onderzochte grondslagen buiten de muren te oordelen en uit de 10e eeuw dagtekende dit wel niet. “Strude”dat in dit register genoemd wordt, waar St. Maarten een aantal hoeven bezat, vroeger behoord hebbende “aan Gods heiligen, den martelaar Bonifacius, Willebrord, Lindger, Landbeert en den heer Koning”, kan het Wieringsche Stroe zijn. Onzeker is ’t wat het varken boven den ingang betekende, tenzij daarbij aan het symbool van den H. Antonius moet worden gedacht, en welk een bisschop of gemijterd abt hier mag zijn ten ruste gelegd, of hoe anders die zerk hier van elders mag gekomen zijn, schuilt in het duister.

De kerk van Oosterland
Is ons een teleurstelling bereid, nu wij het merkwaardige kerkje van Stroe niet meer vinden. ’t Is daarentegen een verrassing dat de kerk van Oosterland onder een belangrijkers is dan onze berichten omtrent Wieringen hadden doen vermoeden. Ook in deze kerk had de aartsdiaken van den Utrechtschen dom de bevestiging der pastoors behouden; al was ook hier de aanstelling een recht van de hollandschen graaf en wellicht was dit de tweede als het eigendom van St. Maarten op Wieringen genoemde kerk. ’t Is een gebouw van zeer ongelijke duifstenen, met gegoten muren, waarin enkele ramen in later tijd zijn geplaatst, maar die toch nog de oude kleine vensters en rondbogen genoegzaam hebben behouden. Het is aan de achterzijde met een platten, gekoolteerden muur gesloten, sedert in 1838 het koor is gesloopt. De hoge toren met stenen spits is blijkbaar jonger dan de kerk. Door stormen werd voor enige jaren het dak belangrijk beschadigd en na dien tijd werd hier geen dienst meer gedaan. De inwendige betimmering werd grotendeels weggebroken, groene schimmel bedekt de gekalkte wanden, dikke lagen stof en scherven van gebroken dakpannen verbergen de geschonden zerken, door de van glas beroofde ramen huilt de zeewind, door de gaten in het dak schijnt de blauwe hemel, -- ’t is een toorncel van verwoesting en verwaarlozing. Maar er is toch iets wonderbaar aantrekkelijks in dit verlaten kerkje op den heuvel bij de zee.

Het schip Oranjewoud
Enkele zerken zijn nog tamelijk werd bewaard. Een er van geeft een ontwortelden boom, enige nagenoeg uitgesloten tonen nog overblijfsels van ouder versiering; ene dekt het graf van een officier, die met het schip Oranjewoud was vergaan. Er is sprake van, dat ook deze kerk, als ten enenmale onbruikbaar, zal worden gesloopt. Toch is het muurwerk nog hecht genoeg en de herstelling van dit gebouw zou waarschijnlijk minder kosten dan de stichting van een nieuw bedehuis. Maar zou het ooit voor de godsdienstoefening weer geschikt worden, dan is het toch hoogst waarschijnlijk, dat van het antieke voorkomen maar weinig gespaard zou blijven. ’t Zou kunnen in elk geval te betreuren zijn, als ook dit eenvoudig en waarschijnlijk voor de geschiedenis der bouwkunst niet onbelangrijk gedenkteken verdween, zonder dat er een haan naar kraait. Maar welk college trekt zich nu zulke overblijfselen aan? De commissie uit de Koninklijke Academie van Wetenschappen en die der Rijks adviseurs konden althans nog iets doen en iets voorkomen, al was ’t niet viel. Wie kan en wil nu ten minste voor zorgvuldige opmeting, bouwkundige toekenning en de nodige toelichting zorgen?

Door J. Craandijk.Uit ‘Eigen Haard’, geïllustreerd Volkstijdschrift uit 1885. Onder redactie van H. de Veer, ds E. van der Veer en Ch. Rochussen.

Lees meer over de Heidense Kapel van Stroe, lees meer...

Lees meer over de dorpen en buurtschappen op Wieringen, lees meer...